Wie zou er geen stroomminner willen
wezen. Kopje onder beneden ons
trekken windes op wonderlijke wijze
ieder jaar de grachten door. Paairijp
en ver voorbij gulzige graaisnavels,
die hen enkel als vette braadvis zien,
liggen zij verwachtingsvol voor anker
totdat de oude sluis z'n deuren opent.
Dan waaieren alle windes weer uit,
als de wiede weerga de wereld in,
niets anders dan één grote school
van waterbeloftes, vol zin en leven.
Intussen, op de kades bijeengedreven,
vermoeden wij het onze van dit hoge.
Droog gezeten dromen we van liefde,
waarvan de basis onder water ligt.
Ruben van Gogh
Utrechts Dichtersgilde